Sinet was negen jaar oud toen haar ouders overleden en ze in een weeshuis terecht kwam. Even dacht ze dat ze haar honger achter zich zou kunnen laten, maar dat was niet het geval. De honderd kinderen – wezen, maar ook kinderen die nog wel ouders hadden – moesten keihard werken voor een armzalige maaltijd. Soms vingen ze muizen of een vis om hun maaltijd aan te vullen.
Sinet vertelt haar verhaal zachtjes, in goed Engels. Ze leerde Engels te spreken door de talloze vrijwilligers die in het weeshuis kwamen helpen. Deze vrijwilligers bleven soms voor een middag, soms voor een maand, soms voor twee maanden.
“Als er toeristen kwamen, moesten we zingen. Dan kochten ze eten of kleren voor ons, maar we mochten er niets van houden. De directeur van het weeshuis verkocht alles weer op markt. Hij werd een rijk man en had een heel groot huis dankzij de kinderen”, vertelt Sinet. “Vroeger zag ik het zingen en optreden als een soort werk. Het leverde inkomen op, net als het werken op de rijstvelden of in de visvijver. Pas later begreep ik dat het uitbuiting was. Pure uitbuiting van kinderen. Ik voelde me echt een slaaf.”
Het verhaal van Sinet neemt een nog schokkendere wending. De directeur van het weeshuis misbruikte haar meerdere malen seksueel. Ze vertelt: “Ik was ongetwijfeld niet de enige. Hij moet het ook bij andere meisjes hebben gedaan”, vertelt ze. De behandeling in het weeshuis was streng. Wie probeerde weg te lopen, werd geslagen en kreeg nog minder te eten. De meisjes die hij misbruikte werden bedreigd, zodat ze er nooit iets over zouden vertellen.
De vrijwilligers in het weeshuis merkten niets van de ellende. Ze vonden dat de kinderen er armoedig uitzagen en boden hulp. Als de kinderen er na langere tijd nog steeds slecht uitzagen, gaven ze hen nog meer eten en spullen. Eenmaal thuis gingen ze door met het inzamelen van geld voor het weeshuis.
“Het was fijn dat de vrijwilligers naar het weeshuis kwamen”, vertelt Sinet. “Ze speelden met ons en waren vrolijk, maar daarom was het des te verschrikkelijker als ze weer vertrokken. Elke keer voelde het als verlaten worden. Voor veel van kinderen die geen wees waren, voelde het alsof hun ouders hen weer achterlieten in het weeshuis.” Ook nu, als volwassen vrouw die op zichzelf woont, merkt Sinet de gevolgen van die vele wisselingen van vrijwilligers. “Ik weet niet welke mensen ik kan vertrouwen. Dat heb ik nooit geleerd. De mensen met wie ik een band opbouwde, vertrokken altijd weer – jaar in jaar uit.”
Ze slikt. “Ik vind het moeilijk om te vertellen”, zegt ze, “maar het is goed om te delen. Meer mensen moeten weten dat kinderen in weeshuizen worden gebruikt en misbruikt.” Ook veel Cambodjanen zien en weten het niet. Veel ouders die in armoede leven denken dat hun kinderen een goede toekomst te wachten staat als ze naar een weeshuis gaan. Ze denken dat kinderen goede zorg en genoeg te eten krijgen. Sinet vertelt: “Ze weten niet wat er binnenshuis gebeurt. Eén keer probeerde een jongen weg te lopen. Terug naar zijn ouders. Als straf werd hij geslagen en moest hij dagenlang dubbele shifts op het rijstveld werken.’
“Vrijwilligers die in een weeshuis willen werken zijn vaak mensen met goede bedoelingen”, haast ze zich te zeggen, “maar ze weten niet dat door hun komst er steeds meer weeshuizen ontstaan. Een groeiend aantal kinderen wordt gescheiden van hun ouders, omdat er simpelweg kinderen nodig zijn om de inkomsten te genereren.’
Sinet adviseert: “Doe vrijwilligerswerk bij organisaties die arme kinderen steunen én die bij hun familie kunnen blijven wonen. Anders help je niet de kinderen. Je helpt dan alleen de directeur en schaadt kinderen. Mensen die vrijwilligerswerk willen doen, moeten heel voorzichtig zijn.”